Hatim Filali houdt het voor gezien. Binnenkort verruilt hij Marokko weer voor Nederland. “Wij Nederlanders mogen in onze handjes knijpen dat we in Nederland geboren zijn.”
De dag dat Hatim Filali (42) Marokkaan werd herinnert hij zich goed. Het was de dag dat hij zijn pasgeboren dochtertje aangaf bij het gemeentehuis. Wat is jullie afkomst? vroeg de beambte. Meppel en Wageningen, antwoordde hij. Nee, nee, ze bedoelde zijn ouders. Filali werd boos. Wat hadden die ermee te maken? De beambte stond erop. Marokko, zei hij uiteindelijk, en legde zijn Nederlandse paspoort op de balie. “En die mogen jullie ook hebben.”
Filali dept met donkere ogen een stokbroodje in de gamba’s met olijfolie in de Marokkaanse stad Casablanca. Om hem heen luncht de high society van de miljoenenstad met verse vis en witte wijn. Hij komt hier graag. De vele stalletjes op straat met geroosterde sardientjes, spiesjes vlees en kikkererwten vermijdt hij. Liever betaalt hij Europese prijzen in een goed restaurant dan ziek te worden.
Na het voorval bij de gemeente krijgt Filali excuses en zijn paspoort terug. Maar er is iets voorgoed veranderd. Zijn ‘afkomst’ wordt de rode draad in zijn leven. Als hij van een vriend over Nederlandstalige callcenters in Marokko hoort, is hij verkocht. Hij pakt zijn tas, verkoopt zijn huis en gaat ‘terug naar zijn roots’. Uitzoeken hoe Marokkaans hij eigenlijk is. Dat is precies een jaar geleden.
Vies en gevaarlijk
Filali kijkt op van zijn bord en lacht. En nu wil jij zeker weten hoe Marokkaans ik ben? zegt hij. “Man man man, wat ben ik een kaaskop.” Bij aankomst op het moderne treinstation van Casablanca belt hij callcenter CBIS. Vanuit Nederland heeft hij zijn sollicitatie netjes geregeld. “Ik ben er!” Verwarring aan de andere kant van de lijn. Niemand verwacht hem. Zijn nieuwe baan als teammanager blijkt niet te bestaan. Middenin het economisch epicentrum van Marokko staat Filali, tussen hordes arme mensen die al het denkbare op straat verkopen om te overleven. “Het was vies, gevaarlijk en druk. Het leek Mexico City wel.”
Hij vindt in korte tijd een andere baan als manager bij callcenter Essent en verhuist naar de Marokkaanse hoofdstad Rabat. Daar is het rustig en groen. Witte villa’s van expats en diplomaten staan langs brede lanen. Over de tuinmuren groeien paarse bougainville, rode hibiscus en takken van citroenbomen. Geëmigreerde Fransen genieten in hun voormalige kolonie van de zon en de uitstekende Marokkaanse wijnen. Filali voelt zich beter. Toch vindt hij zijn draai niet.
In de eerste maanden leert hij één ding: word nooit teamleider bij een Marokkaans bedrijf. “De mentaliteit is anders.” Men komt afspraken niet na, zegt hij. Marokkanen zeggen graag insh’allah, als God het wil. Ofwel: we zien wel even. “Wij Nederlanders houden van duidelijke afspraken.” De hiërarchische verhouding op de werkvloer botst. Filali doet zijn baas na en articuleert overdreven Frans. “Je suis ton superieur.” Hij ontploft. “Niemand is mijn superieur, vriend. Je bent mijn leidinggevende, meer niet!” Andere Marokkaanse Nederlanders op de werkvloer hebben hetzelfde probleem. “Er braken stakingen uit. Ze kwamen letterlijk in opstand.” Het hele project strandde.
Asociaal
Door het visrestaurant trekt een geur van koffie en sigarettenrook. Asociaal, roken in een restaurant, vindt Filali. Mensen kijken hier niet naar elkaar om, zegt hij. “Ze zijn onbeschoft, bestelen elkaar. Niets is afgemaakt.” Zolang de vuilnisman, ober, taxichauffeur en politieagent alleen aan zichzelf denken gaat dit land niet vooruit, zegt hij. En dat is het verschil met het westen. “In Nederland maken we samen wat van het land.”
Niet alles is negatief. Post van Nederlandse officiële instanties mist hij niet. In Marokko kan alles, dat vindt hij leuk. Maar de verwachting dat hij in Marokko thuis zou komen kwam niet uit. “Ik hou van Nederland, merkte ik hier. Sterker nog: in Nederland leven we meer naar de basiswaarden uit de islam dan in Marokko. In Nederland zorgen we voor elkaar.” Aan Marokkaanse Nederlanders die afgeven op de Nederlandse maatschappij heeft hij één advies: kom hierheen. Dan piep je wel anders.
Filali houdt het voor gezien. In december vliegt hij naar huis. Naar Nederland. Hij komt als een andere Marokkaan op Schiphol aan. “Menselijker en humaner.” Niet omdat hij dat in Marokko vond, maar omdat hij dat het meest miste. “Wij mogen met z’n zeventien miljoenen in onze handjes knijpen dat wij in Nederland geboren zijn.”
Lees meer op: Ontheemd en op zoek naar de Marokkaanse droom | Trouw
Foto credits: Deborah Benzaquen
